Bible

 

Exodus 24

Studie

   

1 Daarna zeide Hij tot Mozes: Klim op tot den HEERE, gij en Aaron, Nadab en Abihu, en zeventig van de oudsten van Israel; en buigt u neder van verre!

2 En dat Mozes alleen zich nadere tot den HEERE, maar dat zij niet naderen; en het volk klimme ook niet op met hem.

3 Als Mozes kwam en verhaalde aan het volk al de woorden des HEEREN, en al de rechten, toen antwoordde al het volk met een stem, en zij zeiden: Al deze woorden, die de HEERE gesproken heeft, zullen wij doen.

4 Mozes nu beschreef al de woorden des HEEREN, en hij maakte zich des morgens vroeg op, en hij bouwde een altaar onder aan den berg, en twaalf kolommen, naar de twaalf stammen van Israel.

5 En hij zond de jongelingen van de kinderen Israels, die brandofferen offerden, en den HEERE dankofferen offerden, van jonge ossen.

6 En Mozes nam de helft van het bloed, en zette het in bekkens; en de helft van het bloed sprengde hij op het altaar.

7 En hij nam het boek des verbonds, en hij las het voor de oren des volks; en zij zeiden: Al wat de HEERE gesproken heeft, zullen wij doen en gehoorzamen.

8 Toen nam Mozes dat bloed, en sprengde het op het volk; en hij zeide: Ziet, dit is het bloed des verbonds, hetwelk de HEERE met ulieden gemaakt heeft over al die woorden.

9 Mozes nu en Aaron klommen opwaarts, ook Nadab en Abihu, en zeventig van de oudsten van Israel.

10 En zij zagen den God van Israel, en onder Zijn voeten als een werk van saffierstenen, en als de gestaltenis des hemels in Zijn klaarheid.

11 Doch Hij strekte Zijn hand niet tot de afgezonderden van de kinderen Israels; maar zij aten en dronken, nadat zij God gezien hadden.

12 Toen zeide de HEERE tot Mozes: Kom tot Mij op den berg, en wees aldaar; en Ik zal u stenen tafelen geven, en de wet, en de geboden, die Ik geschreven heb, om hen te onderwijzen.

13 Toen maakte zich Mozes op, met Jozua, zijn dienaar; en Mozes klom op den berg Gods.

14 En hij zeide tot de oudsten: Blijft gij ons hier, totdat wij weder tot u komen; en ziet, Aaron en Hur zijn bij u; wie enige zaken heeft, zal tot dezelve komen.

15 Toen Mozes op den berg geklommen was, zo heeft een wolk den berg bedekt.

16 En de heerlijkheid des HEEREN woonde op den berg Sinai, en de wolk bedekte hem zes dagen, en op den zevenden dag riep Hij Mozes uit het midden der wolk.

17 En het aanzien der heerlijkheid des HEEREN was als een verterend vuur, op het opperste diens bergs, in de ogen der kinderen Israels.

18 En Mozes ging in het midden der wolk, nadat hij op den berg geklommen was; en Mozes was op dien berg veertig dagen en veertig nachten.

   

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 9412

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

9412. En zij aten en dronken; dat dit betekent de inlichting ten aanzien van het goede en ware van de eredienst, staat vast uit de betekenis van eten, namelijk de verbinding en de toe-eigening van het goede, nrs. 2187, 2343, 3168, 3513, 3596, 3832, 4745, 5643; en uit de betekenis van drinken, namelijk de verbinding en de toe-eigening van het ware, nrs. 3089, 3168, 4017, 4018, 5709, 8562; dat het ook de inlichting is: dus eten de inlichting ten aanzien van het goede en drinken de inlichting ten aanzien van het ware, is omdat de geestelijke spijs al het goede van het geloof is van waaruit de wijsheid is en de geestelijke drank al het ware van het geloof van waaruit alle inzicht is, nrs. 56-58, 681, 1480, 3069, 3114, 3168, 3772, 4792, 5147, 5293, 5340, 5342, 5576, 5579, 5410, 5426, 5487, 5582, 5588, 5655, 5915, 8562, 9003; vandaar werden bij de ouden gezamenlijke maaltijden, gastmalen, middag- en avondmalen ingesteld, opdat zij zouden worden vergezelschapt door zulke dingen die zijn van de wijsheid en van het inzicht, nrs. 3596, 3832, 5161, 7836, 7996, 7997.

Vandaar betekenen ook de gastmalen, de middag- en avondmalen in het Woord de vergezelschappingen ten aanzien van het geloof en van de liefde, zoals bij Mattheüs: ‘Velen zullen komen van het oosten tot aan het westen en zullen aanzitten met Abraham, Izaäk en Jakob, in het Koninkrijk der hemelen’ (Mattheüs 8:11).

Bij Lukas: ‘Jezus sprak tot de discipelen: Gij zult eten en drinken aan Mijn tafel in Mijn Koninkrijk’, (Lukas 22:30).

Bij dezelfde: ‘Gezegend zijn de dienstknechten die komende de Heer wakende zal hebben gevonden; voorwaar, Ik zeg u, dat Hij Zichzelf zal omgorden en hen zal doen aanzitten en Hij bijkomende zal hen dienen’, ((Lukas 12:37).

Bij Johannes: ‘De discipelen baden Jezus, zeggende: Meester, eet. Hij echter zei tot hen: Ik heb een spijs die Ik eet, welke gij niet weet’, (Johannes 4:31,32).

Bij dezelfde: ‘Jezus sprak: Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald; indien iemand van dit brood zal hebben gegeten, die zal leven tot in het eeuwige’, (Johannes 6:51); dat hier het hemelse brood wordt verstaan, is duidelijk; het hemelse brood is al het goede van de liefde en het geloof uit de Heer, nrs. 2165, 2177, 3464, 3478, 3735, 3813, 4211, 4217, 4735, 4976, 5915, 6118, 9323.

Dat eten en drinken betekent ingelicht worden ten aanzien het goede en het ware van het geloof, staat vast uit de volgende plaatsen; bij Lukas: ‘Alsdan zult gij beginnen te zeggen: Gegeten hebben wij vóór U en gedronken en Gij hebt in onze straten geleerd; maar Hij zal zeggen: Ik zeg u, Ik ken u niet vanwaar gij zijt; wijkt van Mij af, alle gij werkers der ongerechtigheid’, (Lukas 13:26,27); eten en drinken vóór de Heer voor: onderrichten uit het Woord met betrekking tot de goedheden en waarheden van het geloof; in de straten leren voor uit het Woord van de Heer waarheden prediken; in oude tijden werd er immers in de straten gepredikt, aangezien de straten de waarheden van de leer van de Kerk betekenen, nr. 2336.

Bij Jesaja: ‘Alle gij dorstigen gaat tot de wateren en die geen zilver heeft, gaat, koopt en eet, koopt zonder zilver en zonder prijs wijn en melk.

Waarom weegt gijlieden zilver uit voor hetgeen niet brood is en uw arbeid voor hetgeen niet voor verzadiging is.

Let op lettende op Mij en eet het goede, opdat verlustigd zal worden in vettigheid uw ziel.

Neigt uw oor en gaat tot Mij, hoort, opdat uw ziel zal leven; zie, tot een getuige aan de volken heb Ik gegeven Hem, tot een Vorst en Wetgever aan de natiën’, (Jesaja 55:1-5).

Het is duidelijk, dat daar drinken en eten is, ingelicht worden door de Heer en dat de wateren, de wijn en de melk, het brood en de vettigheid, de dingen zijn die van het ware en het goede van het geloof uit Hem zijn, want er wordt gezegd: Neigt uw oor, gaat tot Mij, hoort, opdat uw ziel zal leven; zie, tot een getuige aan de volken heb Ik gegeven Hem, tot een Vorst en Wetgever aan de natiën’.

Bij Ezechiël: ‘Zie, Ik brekende de stok van het brood in Jeruzalem, opdat zij het brood eten bij gewicht en met kommer; en de wateren bij de maat en met verbijstering drinken en des broods en des waters gebrek hebben en uitteren vanwege hun ongerechtigheid’, (Ezechiël 4:16,17); brood eten en wateren drinken staat voor onderricht worden in de goedheden en de waarheden van het geloof, nr. 9323; eender bij Amos: ‘Zie de dagen zullen komen, waarin Ik een honger in het land zal zenden, niet een honger naar brood, noch een dorst naar wateren, maar om te horen de woorden van Jehovah’, (Amos 8:11); dat de honger naar brood en de dorst naar wateren, de schaarste en het gebrek aan erkentenissen van het goede en het ware zijn, zie de nrs. 3364, 4958, 5277, 5279, 5281, 5300, 5360, 5376, 5415, 5568, 8576, 5579, 5893, 6110.

Hieruit kan vaststaan wat daarmee wordt aangeduid ‘dat de ogen van de discipelen werden geopend en zij de Heer erkenden, toen de Heer het brood brak en het aan hen gaf’, (Lukas 24:29-31), aangezien het brood breken en aan hen geven in de geestelijke wereld betekent, onderrichten in het goede en het ware van het geloof, waardoor de Heer verschijnt.

En verder wat het brood en de wijn betekent en wat eten en drinken in het Heilig Avondmaal; en wat het betekent dat de Heer na dit te hebben ingesteld, tot de discipelen zei, ‘dat Hij niet zou drinken van dat gewas van de wijnstok, tot op die dag wanneer Hij het zou drinken met hen opnieuw in het Koninkrijk van de Vader’, (Mattheüs 26:26-29).

Dat eten en drinken de inlichting is ten aanzien van het goede en het ware van de eredienst, kwam omdat na de slachtoffers en eveneens uit de slachtoffers dit plaatsvond en de slachtoffers in het algemeen beeldden de gehele eredienst uit, nr. 9391.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl