Bible

 

Exodus 17

Studie

   

1 Daarna toog de ganse vergadering van de kinderen Israels, naar hun dagreizen, uit de woestijn Sin, op het bevel des HEEREN, en zij legerden zich te Rafidim. Daar nu was geen water voor het volk om te drinken.

2 Toen twistte het volk met Mozes, en zeide: Geeft gijlieden ons water, dat wij drinken! Mozes dan zeide tot hen: Wat twist gij met mij? Waarom verzoekt gij den HEERE?

3 Toen nu het volk aldaar dorstte naar water, zo murmureerde het volk tegen Mozes, en het zeide: Waartoe hebt gij ons nu uit Egypte doen optrekken, opdat gij mij, en mijn kinderen, en mijn vee, van dorst deed sterven?

4 Zo riep Mozes tot den HEERE, zeggende: Wat zal ik dit volk doen? Er feilt niet veel aan, of zij zullen mij stenigen.

5 Toen zeide de HEERE tot Mozes: Ga heen voor het aangezicht des volks, en neem met u uit de oudsten van Israel; en neem uw staf in uw hand, waarmede gij de rivier sloegt, en ga heen.

6 Zie, Ik zal aldaar voor uw aangezicht op den rotssteen in Horeb staan; en gij zult op den rotssteen slaan, zo zal er water uitgaan, dat het volk drinke. Mozes nu deed alzo voor de ogen der oudsten van Israel.

7 En hij noemde den naam dier plaats Massa en Meriba, om de twist der kinderen Israels, en omdat zij den HEERE verzocht hadden, zeggende: Is de HEERE in het midden van ons, of niet?

8 Toen kwam Amalek en streed tegen Israel in Rafidim.

9 Mozes dan zeide tot Jozua: Kies ons mannen, en trek uit, strijd tegen Amalek; morgen zal ik op de hoogte des heuvels staan, en de staf Gods zal in mijn hand zijn.

10 Jozua nu deed, als Mozes hem gezegd had, strijdende tegen Amalek; doch Mozes, Aaron en Hur klommen op de hoogte des heuvels.

11 En het geschiedde, terwijl Mozes zijn hand ophief, zo was Israel de sterkste; maar terwijl hij zijn hand nederliet, zo was Amalek de sterkste.

12 Doch de handen van Mozes werden zwaar; daarom namen zij een steen, en legden dien onder hem, dat hij daarop zat; en Aaron en Hur onderstutten zijn handen, de een op deze, en ander op de andere zijde; alzo waren zijn handen gewis, totdat de zon onderging.

13 Alzo dat Jozua Amalek en zijn volk krenkte, door de scherpte des zwaards.

14 Toen zeide de HEERE tot Mozes: Schrijf dit ter gedachtenis in een boek, en leg het in de oren van Jozua, dat Ik de gedachtenis van Amalek geheel uitdelgen zal van onder den hemel.

15 En Mozes bouwde een altaar; en hij noemde deszelfs naam: De HEERE is mijn Banier!

16 En hij zeide: Dewijl de hand op den troon des HEEREN is, zo zal de oorlog des HEEREN tegen Amalek zijn, van geslacht tot geslacht!

   

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 8624

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

8624. En hij noemde de naam ervan Jehovah Nissi; dat dit de aanhoudende oorlog en de bescherming van de Heer betekent tegen hen die in het valse van het innerlijk boze zijn, staat hieruit vast, dat de namen die door de Ouden in de Kerk werden gegeven, de hoedanigheid en de staat van de zaak betekenden waarover toen werd gehandeld en dat zij eveneens dezelfde hoedanigheden in de namen insloten, nrs. 340, 1946, 3422, 4298; de hoedanigheid en de staat van de zaak waarover hier wordt gehandeld, is deze dat er oorlog voor Jehovah zal zijn tegen Amalek van geslacht tot geslacht; in de innerlijke zin dat er een voortdurende oorlog zal zijn tegen hen die in het valse van het innerlijk boze zijn; dit wordt eveneens met Jehovah Nissi aangeduid.

Jehovah Nissi betekent in de oorspronkelijke taal Jehovah mijn banier of standaard en met de standaard of de banier wordt in het Woord het samenroepen tot de oorlog aangeduid; en omdat er wordt gezegd oorlog voor Jehovah, wordt ook de bescherming door Hem aangeduid.

Dat met de banier of de standaard het samenroepen tot de oorlog wordt aangeduid, staat hieruit vast, dat zij, wanneer dat samenroepen plaatsvond, hetzij tot verder trekken, hetzij tot feesten, hetzij tot de oorlog, de bazuin bliezen en dat zij dan de standaard of de banier op de bergen verhieven; dat zij de bazuin bliezen, (Numeri 10:1-11); dat zij de standaard of de banier verhieven, uit deze plaatsen; bij Jeremia: ‘Verkondigt het in Juda en laat het horen in Jeruzalem en zegt het en blaast de bazuin in het land, roept uit, vervult, zegt: Vergadert u en laat ons binnentreden in de steden der versterking, richt de banier op naar Zion, komt samen, blijft niet staan’, (Jeremia 4:5,6).

Bij Jesaja: ‘Alle gij bewoners der wereld en gij inwoners des lands, wanneer de banier zal verheven worden, aanschouwt en wanneer de bazuin zal geblazen worden, hoort’, (Jesaja 18:3).

Bij dezelfde: ‘Hij heeft de banier opgeheven voor de natiën van verre en Hij heeft voor hem gefloten van het uiteinde des lands; en zie, snellijk, haastelijk zal hij komen’, (Jesaja 5:26).

Bij dezelfde: ‘Heft de banier op de vooruitstekende berg, verheft een stem tot hen, wuift de hand, opdat zij door de poorten der vorsten komen’, (Jesaja 13:2).

Bij dezelfde: ‘Zo zei de Heer Jehovih: Ziet, Ik zal Mijn hand opheffen jegens de natiën en jegens de volken zal Ik Mijn banier opsteken, opdat zij uw zonen in de schoot aanbrengen en uw dochters op de schouder aandragen’, (Jesaja 49:22).

Hieruit blijkt, dat met de banier een vergadering wordt aangeduid.

Dat de banier of de standaard, wanneer daarvan wordt gesproken met betrekking tot de Heer, ook de bescherming wordt aangeduid, staat vast bij Jesaja: ‘Van de ondergang aan zullen zij de Naam van Jehovah vrezen en van de opgang van de zon Zijn heerlijkheid; omdat hij zal komen zoals een nauwe stroom; de Geest van Jehovah zal de banier tegen hem oprichten; dan zal de Verlosser voor Zion komen’, (Jesaja 59:19).

Bij dezelfde: ‘Het zal te dien dage geschieden, dat de natiën zullen zoeken de Wortel van Isaï, die staande is tot een banier der volken; en Zijn rust zal heerlijkheid zijn’, (Jesaja 11:10).

Omdat de standaard die in de oorspronkelijke taal met hetzelfde woord wordt aangeduid als waarmee de banier wordt uitgedrukt, een vergadering betekende en wanneer het van de Heer wordt gezegd, ook de bescherming, werd daarom nadrukkelijk bevolen dat de koperen slang gesteld zou worden op een standaard, waarover het volgende bij Mozes: ‘Jehovah zei tot Mozes: Maak u een slang en stel ze op een standaard; en het zal geschieden, al wie zal gebeten zijn en haar zal hebben aangezien, zal leven. En Mozes maakte een slang van koper en hij stelde ze op een standaard; van waar het geschiedde, indien een slang een man beet en hij de slang van koper aanzag, hij herleefde’, (Numeri 21:8,9); dat de koperen slang de Heer heeft uitgebeeld, zie (Johannes 3:14,15); dat zij ook de bescherming heeft uitgebeeld, is duidelijk; want de genezing door het opzien tot de slang die op de standaard was, betekende de genezing van de boosheden van het valse door het opzien van het geloof tot de Heer.

De Heer zegt immers in de aangehaalde plaats bij Johannes: ‘Zoals Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, aldus moet de Zoon des Mensen verhoogd worden; opdat al wie in Hem gelooft, niet verga, maar het eeuwige leven zal hebben’.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl