Bible

 

Exodus 17

Studie

   

1 Daarna toog de ganse vergadering van de kinderen Israels, naar hun dagreizen, uit de woestijn Sin, op het bevel des HEEREN, en zij legerden zich te Rafidim. Daar nu was geen water voor het volk om te drinken.

2 Toen twistte het volk met Mozes, en zeide: Geeft gijlieden ons water, dat wij drinken! Mozes dan zeide tot hen: Wat twist gij met mij? Waarom verzoekt gij den HEERE?

3 Toen nu het volk aldaar dorstte naar water, zo murmureerde het volk tegen Mozes, en het zeide: Waartoe hebt gij ons nu uit Egypte doen optrekken, opdat gij mij, en mijn kinderen, en mijn vee, van dorst deed sterven?

4 Zo riep Mozes tot den HEERE, zeggende: Wat zal ik dit volk doen? Er feilt niet veel aan, of zij zullen mij stenigen.

5 Toen zeide de HEERE tot Mozes: Ga heen voor het aangezicht des volks, en neem met u uit de oudsten van Israel; en neem uw staf in uw hand, waarmede gij de rivier sloegt, en ga heen.

6 Zie, Ik zal aldaar voor uw aangezicht op den rotssteen in Horeb staan; en gij zult op den rotssteen slaan, zo zal er water uitgaan, dat het volk drinke. Mozes nu deed alzo voor de ogen der oudsten van Israel.

7 En hij noemde den naam dier plaats Massa en Meriba, om de twist der kinderen Israels, en omdat zij den HEERE verzocht hadden, zeggende: Is de HEERE in het midden van ons, of niet?

8 Toen kwam Amalek en streed tegen Israel in Rafidim.

9 Mozes dan zeide tot Jozua: Kies ons mannen, en trek uit, strijd tegen Amalek; morgen zal ik op de hoogte des heuvels staan, en de staf Gods zal in mijn hand zijn.

10 Jozua nu deed, als Mozes hem gezegd had, strijdende tegen Amalek; doch Mozes, Aaron en Hur klommen op de hoogte des heuvels.

11 En het geschiedde, terwijl Mozes zijn hand ophief, zo was Israel de sterkste; maar terwijl hij zijn hand nederliet, zo was Amalek de sterkste.

12 Doch de handen van Mozes werden zwaar; daarom namen zij een steen, en legden dien onder hem, dat hij daarop zat; en Aaron en Hur onderstutten zijn handen, de een op deze, en ander op de andere zijde; alzo waren zijn handen gewis, totdat de zon onderging.

13 Alzo dat Jozua Amalek en zijn volk krenkte, door de scherpte des zwaards.

14 Toen zeide de HEERE tot Mozes: Schrijf dit ter gedachtenis in een boek, en leg het in de oren van Jozua, dat Ik de gedachtenis van Amalek geheel uitdelgen zal van onder den hemel.

15 En Mozes bouwde een altaar; en hij noemde deszelfs naam: De HEERE is mijn Banier!

16 En hij zeide: Dewijl de hand op den troon des HEEREN is, zo zal de oorlog des HEEREN tegen Amalek zijn, van geslacht tot geslacht!

   

Ze Swedenborgových děl

 

Arcana Coelestia # 8562

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

8562. 'And there was no water for the people to drink' means a lack of truth and consequently of refreshment. This is clear from the meaning of 'water' as the truth of faith, dealt with in 2702, 3058, 3424, 4976, 5668; and from the meaning of 'drinking' as receiving instruction in the truths of faith and accepting them, dealt with in 3069, 3772, 4017, 4018, at this point being refreshed, because just as water and drink refresh a person's natural life, so truths and cognitions of truth refresh his spiritual life. For one whose life is spiritual desires to sustain that life with such things as are called heavenly food and drink, which are the forms of good and the truths of faith, even as one whose life is natural desires to sustain this with such things as constitute natural food and drink.

[2] The reason why the subject now is a temptation having to do with truth is that the subject immediately before was a temptation which had to do with good, after which temptation the people received the manna, by which good is meant. When the Lord imparts good to someone that person comes to have a desire for truth, and this desire is aroused according to the lack of it; for good craves truth continually. Every genuine affection for truth springs from good. The situation is as it is with food. Without drink food is unable to supply nourishment to natural life; furthermore food creates a craving for drink, in order that, when combined with it, it may serve its purpose. This then is the reason why a temptation having to do with truth comes immediately after a temptation having to do with good. Temptation attacks what a person loves and desires, 4274, 4299.

  
/ 10837  
  

Thanks to the Swedenborg Society for the permission to use this translation.