Bible

 

Exodus 1

Studie

1 Dit nu zijn de namen der zonen van Israel, die in Egypte gekomen zijn, met Jakob; zij kwamen er in, elk met zijn huis.

2 Ruben, Simeon, Levi, en Juda;

3 Issaschar, Zebulon, en Benjamin;

4 Dan en Nafthali, Gad en Aser.

5 Al de zielen nu, die uit Jakobs heup voortgekomen zijn, waren zeventig zielen; doch Jozef was in Egypte.

6 Toen nu Jozef gestorven was, en al zijn broeders, en al dat geslacht,

7 Zo werden de kinderen Israels vruchtbaar en wiesen overvloedig, en zij vermeerderden, en werden gans zeer machtig, zodat het land met hen vervuld werd.

8 Daarna stond een nieuwe koning op over Egypte, die Jozef niet gekend had;

9 Die zeide tot zijn volk: Ziet, het volk der kinderen Israels is veel, ja, machtiger dan wij.

10 Komt aan, laat ons wijselijk tegen hetzelve handelen, opdat het niet vermenigvuldige, en het geschiede, als er enige krijg voorvalt, dat het zich ook niet vervoege tot onze vijanden, en tegen ons strijde, en uit het land optrekke.

11 En zij zetten oversten der schattingen over hetzelve, om het te verdrukken met hun lasten; want men bouwde voor Farao schatsteden, Pitom en Raamses.

12 Maar hoe meer zij het verdrukten, hoe meer het vermeerderde, en hoe meer het wies; zodat zij verdrietig waren vanwege de kinderen Israels.

13 En de Egyptenaars deden de kinderen Israels dienen met hardigheid.

14 Zodat zij hun het leven bitter maakten met harden dienst, in leem en in tichelstenen, en met allen dienst op het veld, met al hun dienst, dien zij hen deden dienen met hardigheid.

15 Daarenboven sprak de koning van Egypte tot de vroedvrouwen der Hebreinnen, welker ener naam Sifra, en de naam der andere Pua was;

16 En zeide: Wanneer gij de Hebreinnen in het baren helpt, en ziet haar op de stoelen; is het een zoon, zo doodt hem; maar is het een dochter, zo laat haar leven!

17 Doch de vroedvrouwen vreesden God, en deden niet, gelijk als de koning van Egypte tot haar gesproken had, maar zij behielden de knechtjes in het leven.

18 Toen riep de koning van Egypte de vroedvrouwen, en zeide tot haar: Waarom hebt gij deze zaak gedaan, dat gij de knechtjes in het leven behouden hebt?

19 En de vroedvrouwen zeiden tot Farao: Omdat de Hebreinnen niet zijn gelijk de Egyptische vrouwen; want zij zijn sterk; eer de vroedvrouw tot haar komt, zo hebben zij gebaard.

20 Daarom deed God aan de vroedvrouwen goed; en dat volk vermeerderde, en het werd zeer machtig.

21 En het geschiedde, dewijl de vroedvrouwen God vreesden, zo bouwde Hij haar huizen.

22 Toen gebood Farao aan al zijn volk, zeggende: Alle zonen, die geboren worden, zult gij in de rivier werpen, maar al de dochteren in het leven behouden.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 6690

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

6690. En Hij maakte voor hen huizen; dat dit betekent dat zij in de hemelse vorm werden gesteld, namelijk de wetenschappelijke waarheden in het natuurlijke, staat vast uit de betekenis van het huis, namelijk het natuurlijk gemoed, nrs. 4973, 5023; dus de dingen die van dat gemoed zijn, en dus hier, omdat het van de vroedvrouwen wordt gezegd, de wetenschappelijke ware dingen in het natuurlijke, nr. 6687; dus voor hen huizen maken, is die dingen in orde stellen en zij worden in orde gesteld wanneer zij in de hemelse vorm worden gesteld.

Dat deze dingen met ‘voor hen huizen maken’ worden aangeduid, kan men niet gemakkelijk weten, tenzij men weet hoe het gesteld is met de wetenschappelijke waarheden, die van het natuurlijk gemoed zijn; daarom moet dit in het kort worden gezegd.

De wetenschappen in het natuurlijke zijn in doorlopende reeksen geschikt, de ene reeks hangt met de andere samen en zo hangen alle samen volgens de verschillende verwantschappen en aanverwantschappen; zij zijn daarin niet ongelijk aan families en de generaties ervan; het ene wordt immers uit het andere geboren en zo worden zij voortgebracht.

Vandaar werden de dingen die van het gemoed zijn, namelijk de goede en de ware dingen, door de Ouden huizen genoemd, het regerende daar de vader, en het aan het goede toegevoegde ware, moeder en de afleidingen: zonen, dochters, schoonzonen, schoondochters enzovoort; maar de schikking van de wetenschappelijke waarheden in het natuurlijke wordt gevarieerd bij elk mens; de heersende liefde immers brengt over die dingen een vorm; die liefde is in het midden en rondom haar ordent zij de afzonderlijke dingen; het naast bij haar stelt zij de dingen die het meest met haar overeenkomen en de overige in orde volgens de overeenkomsten; daarvandaan hebben de wetenschappen de vorm.

Indien de hemelse liefde heerst, dan worden door de Heer daar alle dingen in de hemelse vorm geschikt en die vorm is zodanig als die van de hemel is, dus de vorm van het goede van de liefde zelf; in deze vorm worden de ware dingen geschikt en wanneer deze zo geschikt zijn, treden zij als één op met het goede; en wanneer dan het ene door de Heer wordt opgewekt, wordt het andere opgewekt; namelijk, wanneer de zaken die van het geloof zijn, worden opgewekt, dan worden de dingen opgewekt die van de naastenliefde zijn en omgekeerd.

Zodanig is de rangschikking die daarmee wordt aangeduid dat God voor de vroedvrouwen huizen maakte.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl