Bible

 

Exodus 1

Studie

1 Dit nu zijn de namen der zonen van Israel, die in Egypte gekomen zijn, met Jakob; zij kwamen er in, elk met zijn huis.

2 Ruben, Simeon, Levi, en Juda;

3 Issaschar, Zebulon, en Benjamin;

4 Dan en Nafthali, Gad en Aser.

5 Al de zielen nu, die uit Jakobs heup voortgekomen zijn, waren zeventig zielen; doch Jozef was in Egypte.

6 Toen nu Jozef gestorven was, en al zijn broeders, en al dat geslacht,

7 Zo werden de kinderen Israels vruchtbaar en wiesen overvloedig, en zij vermeerderden, en werden gans zeer machtig, zodat het land met hen vervuld werd.

8 Daarna stond een nieuwe koning op over Egypte, die Jozef niet gekend had;

9 Die zeide tot zijn volk: Ziet, het volk der kinderen Israels is veel, ja, machtiger dan wij.

10 Komt aan, laat ons wijselijk tegen hetzelve handelen, opdat het niet vermenigvuldige, en het geschiede, als er enige krijg voorvalt, dat het zich ook niet vervoege tot onze vijanden, en tegen ons strijde, en uit het land optrekke.

11 En zij zetten oversten der schattingen over hetzelve, om het te verdrukken met hun lasten; want men bouwde voor Farao schatsteden, Pitom en Raamses.

12 Maar hoe meer zij het verdrukten, hoe meer het vermeerderde, en hoe meer het wies; zodat zij verdrietig waren vanwege de kinderen Israels.

13 En de Egyptenaars deden de kinderen Israels dienen met hardigheid.

14 Zodat zij hun het leven bitter maakten met harden dienst, in leem en in tichelstenen, en met allen dienst op het veld, met al hun dienst, dien zij hen deden dienen met hardigheid.

15 Daarenboven sprak de koning van Egypte tot de vroedvrouwen der Hebreinnen, welker ener naam Sifra, en de naam der andere Pua was;

16 En zeide: Wanneer gij de Hebreinnen in het baren helpt, en ziet haar op de stoelen; is het een zoon, zo doodt hem; maar is het een dochter, zo laat haar leven!

17 Doch de vroedvrouwen vreesden God, en deden niet, gelijk als de koning van Egypte tot haar gesproken had, maar zij behielden de knechtjes in het leven.

18 Toen riep de koning van Egypte de vroedvrouwen, en zeide tot haar: Waarom hebt gij deze zaak gedaan, dat gij de knechtjes in het leven behouden hebt?

19 En de vroedvrouwen zeiden tot Farao: Omdat de Hebreinnen niet zijn gelijk de Egyptische vrouwen; want zij zijn sterk; eer de vroedvrouw tot haar komt, zo hebben zij gebaard.

20 Daarom deed God aan de vroedvrouwen goed; en dat volk vermeerderde, en het werd zeer machtig.

21 En het geschiedde, dewijl de vroedvrouwen God vreesden, zo bouwde Hij haar huizen.

22 Toen gebood Farao aan al zijn volk, zeggende: Alle zonen, die geboren worden, zult gij in de rivier werpen, maar al de dochteren in het leven behouden.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 6677

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

6677. Indien het een dochter is en zij leve; dat dit betekent dat zij het niet zouden doen indien het een goede was, staat vast uit de betekenis van de dochter, namelijk het goede, nrs. 489-491, 2362; en uit de betekenis van leven, namelijk dat het niet moet worden vernietigd.

De oorzaak dat de koning van Egypte zei dat de zoon zou worden gedood, niet echter de dochter, blijkt uit de innerlijke zin, namelijk dat zij het ware zouden trachten te vernietigen, maar niet het goede; wanneer immers de helsen bestoken, dan is het hun geoorloofd de ware dingen aan te vallen, niet echter de goede dingen; de oorzaak hiervan is, dat het de waarheden zijn die kunnen worden bestreden, maar niet de goede dingen; deze zijn door de Heer beschermd en wanneer de helsen proberen de goede dingen aan te vallen, worden zij diep in de hel neergeworpen, want bij de aanwezigheid van het goede kunnen zij niet standhouden; in elk goede is immers de Heer aanwezig; vandaar komt het dat de engelen, omdat zij in het goede zijn, zo’n grote macht over de helse geesten hebben, dat één van hen duizenden van de helsen in bedwang kan houden.

Men moet weten dat in het goede het leven is, want het goede is van de liefde en de liefde is het leven van de mensen; indien het boze, dat van de eigenliefde en de wereldliefde is en een schijnbaar goede is voor degenen die in die liefden zijn, het goede dat van de hemelse liefde is bestrijdt, dan strijdt het leven van de een tegen het leven van de ander en omdat het leven uit het goede de hemelse liefde is uit het Goddelijke, begint daarom het leven uit de eigen- en wereldliefde dan, indien het met het andere in botsing komt, te worden uitgeblust; het wordt immers verstikt; en zo worden zij gemarteld zoals degenen die in een doodsstrijd zijn; daarom storten zij zich halsoverkop in de hel, waar zij hun leven weer opnemen, zie de nrs. 3938, 4225, 4226, 5057, 5058.

Dit is eveneens de oorzaak dat het goede niet bestreden kan worden door boze genieën en geesten en dus het goede niet durven te vernietigen; anders is het gesteld met het ware; dit heeft niet het leven in zich, maar uit het goede, dat wil zeggen, door het goede van de Heer.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl