Bible

 

Exodus 1

Studie

1 Dit nu zijn de namen der zonen van Israel, die in Egypte gekomen zijn, met Jakob; zij kwamen er in, elk met zijn huis.

2 Ruben, Simeon, Levi, en Juda;

3 Issaschar, Zebulon, en Benjamin;

4 Dan en Nafthali, Gad en Aser.

5 Al de zielen nu, die uit Jakobs heup voortgekomen zijn, waren zeventig zielen; doch Jozef was in Egypte.

6 Toen nu Jozef gestorven was, en al zijn broeders, en al dat geslacht,

7 Zo werden de kinderen Israels vruchtbaar en wiesen overvloedig, en zij vermeerderden, en werden gans zeer machtig, zodat het land met hen vervuld werd.

8 Daarna stond een nieuwe koning op over Egypte, die Jozef niet gekend had;

9 Die zeide tot zijn volk: Ziet, het volk der kinderen Israels is veel, ja, machtiger dan wij.

10 Komt aan, laat ons wijselijk tegen hetzelve handelen, opdat het niet vermenigvuldige, en het geschiede, als er enige krijg voorvalt, dat het zich ook niet vervoege tot onze vijanden, en tegen ons strijde, en uit het land optrekke.

11 En zij zetten oversten der schattingen over hetzelve, om het te verdrukken met hun lasten; want men bouwde voor Farao schatsteden, Pitom en Raamses.

12 Maar hoe meer zij het verdrukten, hoe meer het vermeerderde, en hoe meer het wies; zodat zij verdrietig waren vanwege de kinderen Israels.

13 En de Egyptenaars deden de kinderen Israels dienen met hardigheid.

14 Zodat zij hun het leven bitter maakten met harden dienst, in leem en in tichelstenen, en met allen dienst op het veld, met al hun dienst, dien zij hen deden dienen met hardigheid.

15 Daarenboven sprak de koning van Egypte tot de vroedvrouwen der Hebreinnen, welker ener naam Sifra, en de naam der andere Pua was;

16 En zeide: Wanneer gij de Hebreinnen in het baren helpt, en ziet haar op de stoelen; is het een zoon, zo doodt hem; maar is het een dochter, zo laat haar leven!

17 Doch de vroedvrouwen vreesden God, en deden niet, gelijk als de koning van Egypte tot haar gesproken had, maar zij behielden de knechtjes in het leven.

18 Toen riep de koning van Egypte de vroedvrouwen, en zeide tot haar: Waarom hebt gij deze zaak gedaan, dat gij de knechtjes in het leven behouden hebt?

19 En de vroedvrouwen zeiden tot Farao: Omdat de Hebreinnen niet zijn gelijk de Egyptische vrouwen; want zij zijn sterk; eer de vroedvrouw tot haar komt, zo hebben zij gebaard.

20 Daarom deed God aan de vroedvrouwen goed; en dat volk vermeerderde, en het werd zeer machtig.

21 En het geschiedde, dewijl de vroedvrouwen God vreesden, zo bouwde Hij haar huizen.

22 Toen gebood Farao aan al zijn volk, zeggende: Alle zonen, die geboren worden, zult gij in de rivier werpen, maar al de dochteren in het leven behouden.

Bible

 

Exodus 3:9

Studie

       

9 En nu, zie, het geschrei der kinderen Israels is tot Mij gekomen; en ook heb Ik gezien de verdrukking, waarmede de Egyptenaars hen verdrukken.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 6657

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

6657. En het zal zich ook toevoegen tot onze vijanden en het zal tegen ons strijden, dat dit betekent dat zo de tegenstanders versterkt zullen worden die het boze aandoen, staat vast uit de betekenis van zich toevoegen, namelijk versterkt worden; de vijanden immers worden, wanneer een menigte zich tot hen toevoegt, versterkt; uit de betekenis van de vijanden, te weten de tegenstanders die tezamen krijg voeren; en uit de betekenis van tegen ons strijden, namelijk het boze aandoen; wanneer immers tegen iemand wordt gestreden, dan wordt hem voor zoveel als het niet weerstaan kan worden, het boze aangedaan.

Hiermee is het als volgt gesteld: er is rondom ieder mens en eveneens rondom iedere goede geest, een algemene sfeer van streven van de hel en een algemene sfeer van streven uit de hemel; de sfeer die van de hel is, is een sfeer van streven om het boze te doen en te verderven; die welke uit de hemel is, is een sfeer van streven om het goede te doen en om te zaligen, nr. 6477; deze sferen zijn algemene sferen, eveneens zijn er bijzondere sferen rondom ieder mens; er zijn immers geesten van de hel bij hem en er zijn engelen uit de hemel, waarover de nrs. 5846-5866, 5976-5993; vandaar is de mens in evenwicht en heeft hij het vrije om het boze te denken en te willen en het vrije om het goede te denken en te willen.

Wanneer daarom de mens van de Kerk in verzoeking komt, wat plaatsvindt wanneer hij in zijn boze wordt gelaten, dan is er strijd rondom hem tussen de geesten van de hel en de engelen van de hemel, nrs. 3927, 4249, 5036 en die strijd duurt zo lang als de mens in zijn boze wordt gehouden.

In die strijd schijnt het de geesten van de hel soms toe dat zij winnen en dan zwellen zij op en soms schijnt het hun toe dat zij overwonnen worden en dan trekken zij zich terug, omdat zij dan vrezen dat meerderen uit de hemel zich tegen hen zullen toevoegen en dat zij zo in de hel zullen worden geworpen, waaruit zij niet meer zullen kunnen uitgaan, wat ook plaatsvindt wanneer zij overwonnen zijn.

Deze dingen zijn het die worden verstaan onder de overmacht indien die groeit en dat die tegenstanders versterkt zullen worden die het boze zullen aandoen.

De geesten uit de hel zijn, wanneer zij tegen de engelen strijden, in de wereld der geesten en daar in een vrije staat, nr. 5852.

Hieruit kan nu vaststaan wat in de innerlijke zin daaronder wordt verstaan dat de zonen Israëls zo bestookt en verdrukt waren door de Egyptenaren en dat zij voor zoveel als zij belaagd werden, vermenigvuldigd werden; en dat Jehovah, dat wil zeggen, de Heer, voor hen heeft gestreden en de Egyptenaren heeft verhinderd door plagen en allen tenslotte heeft verdronken in de zee Suph.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl