Bible

 

Deuteronomium 8

Studie

   

1 Alle geboden, die ik u heden gebiede, zult gij waarnemen om te doen, opdat gij leeft, en vermenigvuldigt, en inkomt, en het land erft, dat de HEERE aan uw vaderen gezworen heeft.

2 En gij zult gedenken aan al den weg, dien u den HEERE, uw God, deze veertig jaren in de woestijn geleid heeft; opdat Hij u verootmoedige, om u te verzoeken, om te weten, wat in uw hart was, of gij Zijn geboden zoudt houden, of niet.

3 En Hij verootmoedigde u, en liet u hongeren, en spijsde u met het Man, dat gij niet kendet, noch uw vaderen gekend hadden; opdat Hij u bekend maakte, dat de mens niet alleen van het brood leeft, maar dat de mens leeft van alles, wat uit des HEEREN mond uitgaat.

4 Uw kleding is aan u niet verouderd, en uw voet is niet gezwollen, deze veertig jaren.

5 Bekent dan in uw hart, dat de HEERE, uw God, u kastijdt, gelijk als een man zijn zoon kastijdt.

6 En houdt de geboden des HEEREN, uws Gods, om in Zijn wegen te wandelen, en om Hem te vrezen.

7 Want de HEERE, uw God, brengt u in een goed land, een land van waterbeken, fonteinen en diepten, die in dalen en in bergen uitvlieten;

8 Een land van tarwe en gerst, en wijnstokken, en vijgebomen, en granaatappelen; een land van olierijke olijfbomen, en van honig;

9 Een land, waarin gij brood zonder schaarsheid eten zult, waarin u niets ontbreken zal; een land, welks stenen ijzer zijn, en uit welks bergen gij koper uithouwen zult.

10 Als gij dan zult gegeten hebben, en verzadigd zijn, zo zult gij den HEERE, uw God, loven over dat goede land, dat Hij u zal hebben gegeven.

11 Wacht u, dat gij den HEERE, uw God, niet vergeet, dat gij niet zoudt houden Zijn geboden, en Zijn rechten, en Zijn inzettingen, die ik u heden gebiede;

12 Opdat niet misschien, als gij zult gegeten hebben, en verzadigd zijn, en goede huizen gebouwd hebben, en die bewonen,

13 En uw runderen en uw schapen zullen vermeerderd zijn, ook zilver en goud u zal vermeerderd zijn, ja, al wat gij hebt vermeerderd zal zijn;

14 Uw hart zich alsdan verheffe, dat gij vergeet den HEERE, uw God, Die u uit Egypteland, uit het diensthuis, uitgevoerd heeft;

15 Die u geleid heeft in die grote en vreselijke woestijn, waar vurige slangen, en schorpioenen, en dorheid, waar geen water was; Die u water uit de keiachtige rots voortbracht;

16 Die u in de woestijn spijsde met Man, dat uw vaderen niet gekend hadden; om u te verootmoedigen, en om u te verzoeken, opdat Hij u ten laatste weldeed;

17 En gij in uw hart zegt: Mijn kracht, en de sterkte mijner hand heeft mij dit vermogen verkregen.

18 Maar gij zult gedenken den HEERE, uw God, dat Hij het is, Die u kracht geeft om vermogen te verkrijgen; opdat Hij Zijn verbond bevestige, dat Hij aan uw vaderen gezworen heeft, gelijk het te dezen dage is.

19 Maar indien het geschiedt, dat gij den HEERE, uw God, ganselijk vergeet, en andere goden navolgt, en hen dient, en u voor dezelve buigt, zo betuig ik heden tegen u, dat gij voorzeker zult vergaan.

20 Gelijk de heidenen, die de HEERE voor uw aangezicht verdaan heeft, alzo zult gij vergaan, omdat gij de stem des HEEREN, uws Gods, niet gehoorzaam zult geweest zijn.

   

Ze Swedenborgových děl

 

Arcana Coelestia # 5915

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

5915. 'And I will sustain you there' means a constant influx of spiritual life from the internal celestial. This is clear from the meaning of 'sustaining', when spoken by Joseph, who represents the internal celestial, as an influx of spiritual life from the internal celestial. In the internal sense 'sustainment' is nothing else than the influx of goodness and truth from the Lord by way of heaven. This is how angels are sustained, and it is how a person's soul, that is, his internal man, is sustained. This sustainment is what the sustaining of the external man by means of food and drink corresponds to; and for this reason good is meant by 'food' and truth by 'drink'. The nature of this correspondence is also such that when a person is eating food the angels present with him think of goodness and truth; and, what is amazing, their ideas vary according to the different kinds of food that he eats. When therefore in the Holy Supper a person receives bread and wine the angels present with him think about the good of love and the good of faith, 3464, 3735, for the reason that 'bread' corresponds to the good of love and 'wine' to the good of faith. And because they correspond to them they also carry the same meanings in the Word.

[2] The fact that a person's soul, that is, his internal man, is sustained by spiritual food and drink, which are goodness and truth, is clear from the Lord's words in Moses,

Man does not live by bread only, but man lives by every utterance of the mouth of Jehovah. Deuteronomy 8:3; Matthew 4:4.

'Utterance of the mouth of Jehovah' is goodness and truth that go forth from Him. In John,

Do not labour for the food which perishes, but for the food which endures to eternal life, which the Son of Man will give you. John 6:27.

In the same gospel,

The disciples asked Jesus, saying, Master, eat. He said to them, I have food to eat of which you do not know. John 4:31-32.

And regarding drink, in the same gospel,

Jesus said, If anyone thirsts, let him come to Me and drink. Whoever believes in Me, as the Scripture has said, rivers of living water will flow out from within him. 1 John 7:37-38.

Poznámky pod čarou:

1. literally, out of his abdomen

  
/ 10837  
  

Thanks to the Swedenborg Society for the permission to use this translation.