Bible

 

Deuteronomium 34

Studie

   

1 Toen ging Mozes op, uit de vlakke velden van Moab, naar den berg Nebo, op de hoogten van Pisga, welke recht tegenover Jericho is; en de HEERE wees hem dat ganse land, Gilead tot Dan toe;

2 En het ganse Nafthali, en het land van Efraim en Manasse, en het ganse land van Juda, tot aan de achterste zee;

3 En het Zuiden, en het effen veld der vallei van Jericho, de palmstad, tot Zoar toe.

4 En de HEERE zeide tot hem: Dit is het land, dat Ik Abraham, Izak en Jakob gezworen heb, zeggende: Aan uw zaad zal Ik het geven! Ik heb het u met uw ogen doen zien, maar gij zult daarheen niet overgaan.

5 Alzo stierf Mozes, de knecht des HEEREN, aldaar in het land van Moab, naar des HEEREN mond.

6 En Hij begroef hem in een dal, in het land van Moab, tegenover Beth-Peor; en niemand heeft zijn graf geweten, tot op dezen dag.

7 Mozes nu was honderd en twintig jaren oud, als hij stierf; zijn oog was niet donker geworden, en zijn kracht was niet vergaan.

8 En de kinderen Israels beweenden Mozes, in de vlakke velden van Moab, dertig dagen; en de dagen des wenens, van den rouw over Mozes, werden voleindigd.

9 Jozua nu, de zoon van Nun, was vol van den Geest der wijsheid; want Mozes had zijn handen op hem gelegd; zo hoorden de kinderen Israels naar hem, en deden gelijk als de HEERE Mozes geboden had.

10 En er stond geen profeet meer op in Israel, gelijk Mozes, dien de HEERE gekend had, van aangezicht tot aangezicht,

11 In al de tekenen en de wonderen, waartoe hem de HEERE gezonden heeft, om die in Egypteland te doen aan Farao, en aan al zijn knechten, en aan al zijn land;

12 En in al die sterke hand, en in al die grote verschrikking, die Mozes gedaan heeft voor de ogen van gans Israel.

   

Komentář

 

Ephraim

  
Jacob blessing the sons of Joseph, by Januarius Zick

Efraïm was de tweede zoon van Jozef die in Egypte werd geboren en werd, samen met zijn oudere broer Manasse, door Jakob tot dezelfde status verheven als Jozefs broers. Wanneer dus de stammen van Israël worden genoemd, worden Efraïm en Manasse genoemd als patriarchen samen met hun ooms - Ruben, Simeon, Levi, Juda, Dan, Naftali, Gad, Aser, Issachar, Zebulon en Benjamin - maar Jozef niet.

Volgens Swedenborg vertegenwoordigt Efraïm het intellectuele aspect van de kerk, het deel dat onderzoekt en begrijpt wat waar is - vooral de ware ideeën die uit de Bijbel kunnen worden gehaald. Manasse, daarentegen, vertegenwoordigt het affectieve aspect van de kerk, het deel dat voelt en liefheeft en zorgt.

Dit speelt in het bekendste verhaal over het leven van Efraïm. Toen Jakob oud was en de dood naderde, bracht Jozef zijn twee zonen om gezegend te worden. Hij stelde Manasse voor aan Jakobs rechterhand als de oudste, en Efraïm aan Jakobs linkerhand. Maar Jakob kruiste zijn handen en gaf Efraïm de eerste zegen.

Volgens Swedenborg was Manasse de oudste zoon, omdat uiteindelijk datgene wat wij liefhebben ons maakt tot wie wij zijn; onze liefdes vormen ons leven. Dus onze liefdes zijn het meest centrale, leidende aspect van ons menselijk bestaan, met ons intellect dat een secundaire rol speelt. Maar naarmate we ons ontwikkelen, moeten we die omkeren. We kunnen ons intellect gebruiken om te begrijpen wat goed en juist is en onszelf dwingen dat te doen, zelfs als onze verlangens uitgaan naar wat egoïstisch is. Als we ons daaraan houden uit vastberadenheid om de Heer te volgen en goede mensen te zijn, zal de Heer uiteindelijk het egoïsme uit ons hart verwijderen, zodat we werkelijk kunnen liefhebben wat goed is. Door Jakob Efraïm te laten zegenen boven Manasse, zegt de Heer ons dat we ons verstand op de eerste plaats moeten stellen om onze geestelijke reis voort te zetten.

(Odkazy: Hemelse Verborgenheden 5354 [4-13], 6269; Apocalyps Uitgelegd 440 [2-8]; Ware Christelijke Religie 247)