Bible

 

Amos 6

Studie

   

1 Wee den gerusten te Sion, en den zekeren op den berg van Samaria! die de voornaamste zijn van de eerstelingen der volken, en tot dewelke die van het huis Israels komen.

2 Gaat over naar Kalne, en ziet toe; en gaat van daar naar Hamath, de grote stad, en trekt af naar Gath der Filistijnen; of zij beter zijn dan deze koninkrijken, of hun landpale groter dan uw landpale?

3 Gij, die den bozen dag verre stelt, en den stoel des gewelds nabij brengt.

4 Die daar liggen op elpenbenen bedsteden, en weelderig zijn op hun koetsen, en eten de lammeren van de kudde, en de kalveren uit het midden van den meststal.

5 Die op het geklank der luit kwinkeleren, en bedenken zichzelven instrumenten der muziek, gelijk David;

6 Die wijn uit schalen drinken, en zich zalven met de voortreffelijkste olie, maar bekommeren zich niet over de verbreking van Jozef.

7 Daarom zullen zij nu gevankelijk henengaan onder de voorsten, die in gevangenis gaan; en het banket dergenen, die weelderig zijn, zal wegwijken.

8 De Heere Heere heeft gezworen bij Zichzelf (spreekt de Heere, de God der heerscharen): Ik heb een gruwel van Jakobs hovaardij, en Ik haat zijn paleizen; daarom zal Ik de stad en haar volheid overleveren.

9 En het zal geschieden, zo er tien mannen in enig huis zullen overgelaten zijn, dat zij sterven zullen.

10 En de naaste vriend zal een iegelijk van die opnemen, of die hem verbrandt, om de beenderen uit het huis uit te brengen, en zal zeggen tot dien, die binnen de zijden van het huis is: Zijn er nog meer bij u? En hij zal zeggen: Niemand. Dan zal hij zeggen: Zwijg! want zij waren niet om des HEEREN Naam te vermelden.

11 Want ziet, de HEERE geeft bevel, en Hij zal het grote huis slaan met inwatering, en het kleine huis met spleten.

12 Zullen ook paarden rennen op een steenrots? Zal men ook daarop met runderen ploegen? Want gijlieden hebt het recht in gal verkeerd, en de vrucht der gerechtigheid in alsem.

13 Gij, die blijde zijt over een nietig ding; gij, die zegt: Hebben wij ons niet door onze sterkte hoornen verkregen?

14 Want ziet, Ik zal over ulieden, o huis Israels! een volk verwekken, spreekt de HEERE, de God der heirscharen; die zullen ulieden drukken, van daar men komt te Hamath, tot aan de beek der wildernis.

   

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 5895

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

5895. In welke geen ploeging en oogst; dat dit betekent dat intussen het goede en daaruit het ware niet zal verschijnen, staat vast uit de betekenis van de ploeging, namelijk de voorbereiding door het goede om de ware dingen op te nemen, waarover hierna; en uit de betekenis van de oogst, namelijk de ware dingen uit het goede; want de oogst is het reeds gerijpte gewas, wanneer het wordt verzameld; vandaar is de oogst het ware dat vanuit het goede is; voordat dit ware ontstaat, verschijnen weliswaar ware dingen, maar het zijn de ware dingen waar vanuit het goede is, niet echter de ware dingen vanuit het goede; de mens die vanuit het ware handelt, is in ware dingen door welke het goede is; maar degene die vanuit het goede handelt, is in de ware dingen die vanuit het goede zijn. Dat van de ploeging wordt gezegd dat dit het goede is, komt omdat het veld dat wordt geploegd de Kerk betekent ten aanzien van het goede, nr. 2971, dus het goede dat van de Kerk is, nrs. 3310, 3317, 4982;

vandaar is ploegen de voorbereiding door het goede om de ware dingen op te nemen; ook betekenen de ossen waarmee wordt geploegd, de goede dingen in het natuurlijke, nrs. 2180, 2566, 2781. Omdat dit de betekenis van ploegen was, was het in de uitbeeldende Kerk verboden ‘dat zij zouden ploegen met een os en met een ezel tegelijk’, (Deuteronomium 22:10), wat nooit verboden zou zijn tenzij om enige oorzaak vanuit het innerlijke, dus vanuit de geestelijke wereld, wat zou het anders voor kwaads geweest zijn indien deze tegelijk hadden geploegd en wat voor waardigs zou er gelegen hebben in zo’n wet in het Woord; de oorzaak vanuit het innerlijke of vanuit de geestelijke wereld is deze, dat ploegen met een os het goede in het natuurlijke betekent en ploegen met een ezel het ware daar; dat de ezel het wetenschappelijk ware is, dus het ware in het natuurlijke, zie de nrs. 4492, 5741;

de innerlijke of geestelijke oorzaak van dit gebod was dat de engelen geen gescheiden idee van het goede en het ware kunnen hebben; zij moeten verbonden zijn en één maken; daarom wilden zij een zodanige ploeging door een os en een ezel niet beschouwen; de hemelse engelen willen zelfs niet aan het van het goede gescheiden ware denken; al het ware immers is bij hen in het goede; om dezelfde oorzaak was het ook verboden ‘dat zij een kleed gemengd uit wol en linnen tegelijk zouden aantrekken’, vers 11; wol immers betekent het goede en linnen het ware. Dat ploegen en eveneens eggen, zaaien en oogsten zulke dingen betekenen die van het goede en het ware daarvan zijn, staat vast bij Hosea:

‘Ik zal Efraïm doen paardrijden, Jehudah zal ploegen, Jakob zal voor hem eggen; zaait u volgens gerechtigheid, oogst volgens vroomheid, braakt u een braakland; en het is tijd om Jehovah te zoeken, totdat Hij komt en gerechtigheid leert’, (Hosea 10:11, 12);

paardrijden wordt gezegd met betrekking tot Efraïm, omdat paardrijden is in het genot van het verstand te zijn; en Efraïm is het verstandelijke van de Kerk; ploegen wordt echter gezegd met betrekking tot Jehudah, omdat Jehudah het goede van de Kerk is.

Bij Amos:

‘Zullen zij rennen op de rots, de paarden, zal hij ploegen met ossen; dat gijlieden het gericht in gal hebt verkeerd en de vrucht der gerechtigheid in alsem’, (Amos 6:11, 12);

zullen zij rennen op de rots, de paarden, voor: zal het ware van het geloof worden verstaan; de rots immers is in de geestelijke zin het geloof, zie de voorrede tot, (Genesis 22);

en de paarden zijn de dingen die van het verstand zijn, nrs. 2761, 2762, 3217, 5321; zal hij ploegen met ossen, voor: zal hij het goede doen; dat ossen het goede in het natuurlijke zijn, zie de nrs. 2180, 2566, 2781;

dat dit niet kon plaatsvinden, wordt aangeduid met de woorden die volgen: omdat gij het gericht in gal hebt verkeerd en de vrucht der gerechtigheid in alsem.

Bij Lukas:

‘Jezus zei: Niemand die zijn hand aan de ploeg slaat, maar achterwaarts ziet, is geschikt tot het koninkrijk Gods’, (Lukas 9:62);

deze woorden betekenen hetzelfde als die welke de Heer zegt bij Mattheüs:

‘Die op het huis is, dale niet neder om iets uit zijn huis weg te nemen; en die in het veld is, kere niet weder naar achter terug, om zijn bekleedselen weg te nemen’, (Mattheüs 24:17, 18);

de zin van die woorden is dat degene die in het goede is, zich niet van daar zal begeven tot de dingen die van de leerstellige dingen van het geloof zijn, zie nr. 3652, waar dit werd ontvouwd; dus is hij die de hand aan de ploeg slaat diegene die in het goede is; maar achterwaarts ziende is hij die dan schouwt naar de leerstellige dingen van het geloof en zo het goede achterlaat; omdat dit zo is, mishaagde het Elias dat Elisa, die ploegende was in het veld toen hij geroepen werd, vroeg om eerst zijn vader en zijn moeder te mogen kussen; Elias immers zei:

‘Ga, keer weder, want wat heb ik u gedaan’, (1 Koningen 19:19-21). In de tegenovergestelde zin betekent de ploeging het boze dat het goede verdelgt, dus de verwoesting, zoals bij Jeremia:

‘Zion zal als een veld geploegd worden en Jeruzalem tot hopen zijn en de berg des huizes tot hoogten des wouds’, (Jeremia 26:18; Micha 3:12).

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl