Bible

 

Amos 4

Studie

   

1 Hoort dit woord, gij koeien van Basan! gij, die op den berg van Samaria zijt, die de armen verdrukt, die de nooddruftigen verplettert; gij, die tot hunlieder heren zegt: Brengt aan, opdat wij drinken.

2 De Heere Heere heeft gezworen bij Zijn heiligheid, dat er, ziet, dagen over ulieden zullen komen, dat men u zal optrekken met haken, en uw nakomelingen met visangelen.

3 En gij zult door de bressen uitgaan, een ieder voor zich henen; en gij zult, hetgeen in het paleis gebracht is, wegwerpen, spreekt de HEERE.

4 Komt te Beth-El, en overtreedt te Gilgal; maakt des overtredens veel, en brengt uw offers des morgens, uw tienden om de drie dagen!

5 En rookt van het gedesemde een lofoffer, en roept vrijwillige offers uit, doet het horen; want alzo hebt gij het gaarne, gij kinderen Israels! spreekt de Heere Heere.

6 Daarom heb Ik ulieden ook reinheid der tanden gegeven in al uw steden, en gebrek van brood in al uw plaatsen; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE.

7 Daartoe heb Ik ook den regen van ulieden geweerd, als er nog drie maanden waren tot den oogst, en heb doen regenen over de ene stad, maar over de andere stad niet doen regenen; het ene stuk lands werd beregend, maar het andere stuk lands, waar het niet op regende, verdorde.

8 En twee, drie steden togen om tot een stad, opdat zij water mochten drinken, maar werden niet verzadigd; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE.

9 Ik heb ulieden geslagen met brandkoren en met honigdauw; de veelheid uwer hoven, en uwer wijngaarden, en uwer vijgebomen, en uwer olijfbomen at de rups op; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE.

10 Ik heb de pestilentie onder ulieden gezonden, naar de wijze van Egypte; Ik heb uw jongelingen door het zwaard gedood, en uw paarden gevankelijk laten wegvoeren; en Ik heb den stank uwer heirlegeren zelfs in uw neus doen opgaan; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE.

11 Ik heb sommigen onder ulieden omgekeerd, gelijk God Sodom en Gomorra omkeerde, u, die waart als een vuurbrand, dat uit den brand gered is; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE.

12 Daarom zal Ik u alzo doen, o Israel! omdat Ik u dan dit doen zal, zo schik u, o Israel! om uw God te ontmoeten.

13 Want zie, Die de bergen formeert, en den wind schept, en den mens bekend maakt, wat zijn gedachte zij, Die den dageraad duisternis maakt, en op de hoogten der aarde treedt, HEERE, God der heirscharen, is Zijn Naam.

   

Ze Swedenborgových děl

 

Apocalyps Onthuld # 439

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 962  
  

439. En er waren angels in hun staarten en hun mogendheid was de mensen te beschadigen vijf maanden, betekent de geslepen vervalsingen van het Woord, door middel waarvan zij voor korte tijd het verstand verduisteren en betoveren en zo bedriegen en vangen.

Met de angels in de staarten worden de geslepen vervalsingen van het Woord aangeduid, met de angels de geslepenheden en met de staarten de vervalsingen van het Woord, nr. 438; met de mogendheid om te beschadigen, wordt aangeduid, dat zij daarmee verdoving teweeg kunnen brengen, dat wil zeggen: het verstand verduisteren en betoveren en zo bedriegen en vangen; de staarten waren immers eender aan de schorpioenen en met de schorpioenen worden zulke dingen aangeduid, nr. 425; met vijf maanden wordt aangeduid: voor korte tijd, zoals eerder in nr. 427; dit gebeurt wanneer zij enige dingen uit het Woord halen en die aanhechten; het Woord immers is in overeenstemmingen geschreven en de overeenstemmingen zijn voor een deel schijnbaarheden van het ware en deze verbergen van binnen in zich de echte ware dingen; indien deze in de Kerk niet worden geweten kunnen vanuit het Woord tal van dingen genomen worden, die eerst verschijnen als samenstemmend, met een ketterij, maar wanneer in de Kerk de echte ware dingen worden geweten, dan worden de schijnbaarheden van het ware blootgelegd en worden de echte waarheden zichtbaar; maar voordat dit plaatsvindt, kan een ketter door verschillende dingen vanuit het Woord het verstand oversluieren en betoveren en zo bedriegen en vangen.

Dat zo wordt gedaan door hen die beweren dat aan de mens de zonden worden gegeven, dat wil zeggen, dat hij rechtvaardig gemaakt wordt door de daad van het geloof, waarvan niemand iets weet en wel in één ogenblik en indien niet eerder, in het laatste doodsuur, kan met voorbeelden worden toegelicht; maar dit is niet de juiste plaats hier.

Met de angels worden aangeduid, de valse dingen vanuit het boze die beschadigen, ook bij Amos:

‘Zie, de dagen zullen over ulieden komen, waarop zij u zullen optrekken met angels’, (Amos 4:2); en bij Mozes:

‘Dat zij de bewoners van het land zouden uitroeien, opdat zij niet zouden zijn tot doornen in de ogen en tot angels in de zijden’, (Numeri 33:55); de doornen, de doornstruiken, de braamstruiken en de distels, betekenen ook de valse dingen van het boze vanwege hun stekels.

  
/ 962  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl