1
Want ziet, die dag komt , brandende als een oven , dan zullen alle hoogmoedigen, en al wie goddeloosheid doet, een stoppel zijn, en de toekomstige dag zal ze in brand zetten, zegt de HEERE der heirscharen , Die hun noch wortel , noch tak laten zal.
2
Ulieden daarentegen, die Mijn Naam vreest, zal de Zon der gerechtigheid opgaan, en er zal genezing zijn onder Zijn vleugelen; en gij zult uitgaan, en toenemen, als mestkalveren.
3
En gij zult de goddelozen vertreden; want zij zullen as worden onder de zolen uwer voeten , te dien dage , dien Ik maken zal, zegt de HEERE der heirscharen .
4
Gedenk der wet van Mozes , Mijn knecht , die Ik hen bevolen heb op Horeb aan gans Israel , der inzettingen en rechten.
5
Ziet, Ik zende ulieden den profeet Elia , eer dat die grote en die vreselijke dag des HEEREN komen zal.
6
En hij zal het hart der vaderen tot de kinderen wederbrengen, en het hart der kinderen tot hun vaderen; opdat Ik niet kome, en de aarde met den ban sla.