Leer over de Gewijde Schrift #2

Door Emanuel Swedenborg

Bestudeer deze passage

  
/ 118  
  

2. Maar hij die zo denkt, neemt niet in overweging, dat Jehovah Zelf, Die is de God van hemel en aarde, het Woord heeft gesproken door Mozes en de Profeten en dat het vandaar niet anders kan zijn dan het Goddelijk Ware zelf, want dit is het wat Jehovah Zelf spreekt. Ook neemt hij niet in overweging, dat de Heer, die dezelfde is als Jehovah, het Woord heeft gesproken bij de Evangelisten en vele dingen vanuit Zijn eigen mond, en de overige dingen vanuit de Geest van Zijn mond, wat de Heilige Geest is. Vandaar is het dat Hijzelf zegt dat in Zijn woorden het leven is en dat Hijzelf is het Licht dat verlicht en dat Hij is de Waarheid. Dat Jehovah Zelf het Woord heeft gesproken door de Profeten, is getoond in de ‘Leer van Nova Hierosolyma over de Heer’, artikel 52-53. Dat de woorden die de Heer Zelf heeft gesproken bij de Evangelisten, het Leven zijn, bij Johannes: ‘De woorden die Ik spreek tot u, zijn Geest en zijn Leven’, (Johannes 6:63).

Bij dezelfde: ‘Jezus zei tot de vrouw aan de fontein van Jakob: Indien gij wist de gave Gods en wie Hij is die tot u zegt: Geef Mij te drinken, zo zoudt gij van Hem hebben gevraagd en Hij zou u het levende water hebben gegeven. Wie drinkt van het water dat Ik zal geven, die zal niet dorsten tot in het eeuwige, maar het water, dat Ik geven zal, zal in hem worden een fontein van water, die springt tot in het eeuwige’, (Johannes 4:6, 10, 14). Met de fontein van Jakob wordt het Woord aangeduid, zoals eveneens in, (Deuteronomium 33:28); en daarom ook zat de Heer daar neer en sprak Hij met de vrouw; en met het water wordt het ware van het Woord aangeduid. Bij dezelfde: ‘Jezus zei: Zo iemand gedorst zal hebben, hij kome tot Mij en drinke: al wie gelooft in Mij, zoals de Schrift zegt, stromen van het levende water zullen vanuit de buik van hem vloeien’, (Johannes 7:37-38).

Bij dezelfde: ‘Petrus zei tot Jezus: De woorden van het eeuwige leven hebt gij’, (Johannes 6:68). Daarom zegt de Heer bij Marcus: ‘De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, Mijn Woorden zullen niet voorbijgaan’, (Marcus 13:31).

Dat de Woorden van de Heer het Leven zijn, is omdat Hijzelf is het Leven en de Waarheid, zoals Hij leert bij Johannes: ‘Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven’, (Johannes 14:6); en bij dezelfde: ‘In de aanvang was het Woord en het Woord was bij God en God was het Woord; in Hetzelve was het Leven en het Leven was het Licht van de mensen’, (Johannes 1:1, 4). Onder het Woord daar wordt verstaan de Heer ten aanzien van het Goddelijk Ware, waarin alleen het Leven is en het Licht is. Daarvandaan is het, dat het Woord, dat uit de Heer is, wordt genoemd ‘de Fontein van de levende wateren’, (Jeremia 2:13; 17:13; 31:9).

‘Fontein van het heil’, (Jesaja 12:3).

‘Fontein’, (Zacharia 13:1).

‘Rivier van het water des levens’, (Apocalyps 22:1). Ook wordt gezegd, ‘dat het Lam, dat in het midden van de troon is, hen zal weiden en hen zal heenleiden tot de Levende Fonteinen van de Wateren’, (Apocalyps 7:17). Verder ook in andere plaatsen, waar het Woord ook wordt genoemd Heiligdom en Tabernakel, waarin de Heer woont met de mens.

  
/ 118  
  

Published by Swedenborg Boekhuis.